Recensie: Statusangst – genieten!

Statusangst van filosoof Alain de Botton uit 2004 stond al een tijd op mijn leeslijst. Waarom? Omdat veel managementboeken die ik de laatste jaren las, ernaar verwezen. En dan wil je natuurlijk weten waaróm. En omdat ik meer over filosofie wil lezen, en ik Alain héél prettig vind schrijven, ik las eerder De kunst van het reizen. En omdat ik last heb (gehad) van statusrouw, wat er dicht tegenaan ligt. Dus verschanste ik me eindelijk op een strandbedje met dit boek, 20 jaar na publicatie. Dat had ik véééél eerder moeten doen, het is uitstekend én heeft me geholpen!

Dat ik het zo goed vind, komt mede doordat het heerlijk gestructureerd én herkenbaar is. Die structuur is bijna on-filosofisch, meer wetenschappelijk: eerst onderzoeken we de oorzaken van statusangst en daarna de oplossingen. Van ieder 5, mooi symmetrisch. Bij de oorzaken worden onze kwetsbaarheden onverbiddelijk blootgelegd, en ze zijn zó herkenbaar, dat ik méér dan open sta voor de oplossingen. En dat alles met werkelijk prachtig taalgebruik en een geschiedenislesje kunst en cultuur. Alain krijgt wel eens het verwijt dat hij filosofie te toegankelijk probeert te maken, dat het bijna zelf-hulp wordt. Nou, gelukkig maar, zo valt er tenminste veel te genieten voor beginnelingen zoals ik.

Het filosofieboek Statusangst …

… begint met definities, dat is altijd prettig. Eerst voor status: uit het Latijn voor stand; verwijzend naar een juridische positie; toegekend aan verschillende groepen maar de laatste eeuwen voornamelijk afhankelijk van financieel succes; de voordelen ervan (‘ze lachen hard om je flauwe grappen’), en de waarde die we eraan toekennen. Helder, en herkenbaar.

Dan de definitie of kenmerken van statusangst: de gedachte dat we niet voldoen; de schaamte over deze gedachten; het feit dat ons zelfbeeld van anderen afhankelijk is; de moeite om status te bereiken en te behouden (pensioen!); en de vernedering als we falen.

Alain concludeert in een stelling: Statusangst is een buitengewoon krachtige aanstichter van leed; maar de zucht naar status kan ook nuttig zijn: we benutten onze talenten; we hebben een gemeenschappelijk waardensysteem; en we kunnen het best met deze ‘aandoening’ omgaan door te proberen haar te doorgronden en erover te spreken. Alain doet dan dan ook met een analyse van 5 oorzaken en 5 oplossingen, waarbij de één in tekst beduidend omvangrijker is dan de ander.

5 oorzaken van statusangst

1.Liefdeloosheid.

Als we de belangrijke zaken eenmaal hebben, voedsel en onderdak, is onze volgende wens: liefde. Status helpt ons dat te krijgen. Niet die van familie of een geliefde, maar van de wereld in het algemeen. We bloeien op bij die vorm van aandacht, van respect, betrokkenheid. Ons ego of zelfbeeld is ‘als een lekkende ballon, die met liefde continu moet worden opgeblazen’. De mening van anderen bepaalt ons zelfbeeld.

2.Snobisme.

Waarom ‘aanbidden’ we iemand met een hoge status? Door snobisme dus. Ontstaan rond 1820, toen op Oxford en Cambridge ‘gewone’ studenten s.nob. achter hun naam kregen: sine nobilitate = zonder adellijke titel. De eerste snobs hadden dus geen status. De tegenwoordige snob kijkt neer op het ontbreken van een hoge status bij anderen. Die snob denkt dat iemands maatschappelijke positie gelijk is aan zijn waarde. Snobisme wordt van ouders op kinderen overgedragen en vloeit voor uit angst om geen respect of zelfs geen eerste levensbehoeften te krijgen. Ze omringen zich met pronk-meubelen, omdat dit liefde en respect zou opleveren.

3.Verwachting.

Vanaf 1850 is er door de Industriële revolutie grote materiële vooruitgang en zien we allerlei innovaties, denk aan de veiligheidsspeld, de naaimachine, cornflakes en confectiekleding. Die afname van gebrek zorgde paradoxaal genoeg voor een toename van angst vóór gebrek. En men was steeds meer geneigd om zichzelf en zijn bezit als ontoereikend te beschouwen. Dat komt omdat men zichzelf vergeleek met anderen binnen de referentiegroep. Als arme lijfeigenen had iedereen hetzelfde (bijna niks) maar als de welvaart toeneemt, nemen ook de verschillen toe.

Rond 1800 nam ook de filosofie van gelijkheid toe, waarin de hele mensheid dezelfde rechten en gelijke kansen heeft, waarin iedereen de top kan bereiken. Verschil in bezit kan dan niet meer verklaard worden door afkomst, en dus nemen verwachtingen én jaloezie plus de kans op vernedering toe.

En omdat we ook al niet meer geloven in het hiernamaals, is het aardse resultaat het enige dat telt.

Daarbij las men de biografieën van self-made-men en later allerlei zelfhulpboeken, denk aan die van Tony Robbins, die zelf als conciërge begon, ‘zichzelf veranderde’ en miljonair werd. Die boeken deprimeerden, in plaats van inspireerden. En dan waren er nog de Vogue, de Cosmopolitan, die lieten zien hoe de rijken leefden en wat ze droegen. De verlangens en verwachtingen werden almaar hoger.  

4.Meritocratie.

Er zijn tussen 30 na Christus en 1989 (!) drie verhalen over de armen en hun nut ontstaan. Het eerste verhaal zegt: De armen zijn niet verantwoordelijk voor hun situatie en zij zijn de nuttigste leden van de samenleving. Die armen waren ooit de boeren, die de hogere standen, de geestelijken en edelen, van voedsel voorzagen. Ze moesten dus met respect behandeld worden, ze waren waardevol.

Het tweede verhaal is: Lage status heeft geen morele implicaties. Jezus was arm, maar wel de meest verhevene mens. En uit het Nieuwe Testament was af te leiden dat de armen de aarde zouden beërven.

Het derde verhaal is: De rijken zijn zondig en immoreel, en hebben hun rijkdom vergaard met het beroven van de armen.  Dat was voor de armen dan toch een soort van troost, en het leverde een gevoel van morele superioriteit op.

Helaas ontstonden er rond 1750 ook drie andere verhalen, die aan invloed wonnen en die precies het omgekeerde beweerden. 1. De rijken zorgden met hun uitgaven voor werkgelegenheid en zijn dus het nuttigst. 2. De nieuwe aristocratie zou gebaseerd zijn op talent (=meritocratie), en de nieuwe rijken zouden dus niet op immorele wijze aan hun geld gekomen zijn. 3. De armen zijn zondig en corrupt en hebben hun armoede aan hun domheid te wijten.

O jé, nu ben je niet alleen arm, je moet je daar ook nog heel erg voor schamen! Van ‘onfortuinlijk’ ben je nu opeens mislukt! De sociaal-darwinisten stelden zelfs dat de armen ‘vergissingen van de natuur’ waren en dat het beter was ze te laten verkommeren, zodat ze overleden vóórdat ze zich konden voortplanten.

5.Afhankelijkheid.

Succes is afhankelijk van, relatief onbestendig, talent, maar niet alleen dat. Ook van geluk, gunstige omstandigheden. Maar het is not done mislukking aan pech te wijten!

Succes is ook afhankelijk van je werkgever, en steeds meer mensen gingen in loondienst werken: in 1800 was dat in de VS nog maar 1%, in 1900 50% en in 2000 90%! Opeens ben je afhankelijk van de cultuur, het voortzetten van je dienstverband, van je collega’s.

Succes is daarnaast afhankelijk van de winstkansen van je werkgever, want onder financiële druk gaat deze kosten besparen en dat betekent meestal massa-ontslagen en/of een verschuiving naar lage-lonen-landen of automatisering. En werk je bij een bedrijf dat net niet op tijd succesvol innoveert, dan ben je ook het haasje.

Tenslotte is succes afhankelijk van de wereldeconomie. Recessie gaat gepaard met faillissementen, en een groei-recessie-cyclus zorgt voor een continue dreiging.

5 oplossingen voor statusangst

Ja, het is duidelijk waar die angst, de statusangst, vandaan komt. Gelukkig zijn er oplossingen!

1.Filosofie.

Alain legt uit dat we geloven dat status niet iets is wat we zelf bepalen, maar wat anderen van ons vinden. Twee eeuwen geleden werd er nog geduelleerd om ‘eer’, en ging men liever dood dan ‘in zijn eer gekrenkt te worden’, om de meest onbenullige kwesties, Alain noemt een angorakat als voorbeeld. Ook tegenwoordig is het hooghouden van eer belangrijk, met name in de traditionele gemeenschappen. Maar ook in moderne gemeenschappen zijn we snel gekwetst door de minachting van anderen.

De Griekse filosofen leken daar geen last van te hebben. Zij gingen uiterst rationeel om met de mening van een ander. Ze hadden een bijna wiskundige als-dan-formule. Klopt die mening van een ander volgens objectieve en logische uitgangspunten? Dan verandert het mijn zelfbeeld. Klopt die mening niet? Dan heb ik misschien een slecht imago, maar het raakt me niet. In het laatste geval kunnen we een ‘intelligente misantropische houding’ aannemen. Niet iedereen is even waardevol om zijn mening belangrijk voor je te laten zijn, je kunt ‘de waardelozen’ gewoon verachten. Je houdt misschien wat weinig vrienden over … maar wel meer eigenwaarde.

2.Kunst.

Kunstenaars willen de wereld beter en gelukkiger achterlaten dan ze die aantreffen. Kunst heeft dus kritiek op het leven, daagt de status quo uit. En daagt dus dus ook de traditionele manier waarop mensen een maatschappelijke positie krijgen uit.

  • In de literatuur van de 19de eeuw worden de rijken beschimpt om hun gebrek aan deugden, Jane Austen’s Mansfield Park is een goed voorbeeld. En ook andere schrijvers hadden helden die morele kwaliteiten hadden, in plaats van financiële middelen of een indrukwekkende stamboom. Boeken zijn natuurlijk heel geschikt om de verborgen emoties en gevoelens te beschrijven, die verder nauwelijks tot uiting kunnen komen bij de zogenaamde onderklasse. De heilige Theresia van Avila had genoeg geld en relaties om opvallende goede daden te doen, zoals het stichten van kloosters, en haar karakter werd duidelijk door haar brieven aan bekende personen, en haar autobiografie. Dat is een vrouw uit de arbeidersklasse niet gegeven.
  • Schilderijen geven ook vaak het leven van gewone mensen weer, de ‘genrestukken’. Hier werd door de Franse schilderacademie op neergekeken. Portretten van edelen waren de norm. Gelukkig waren er zat grote kunstenaars die een andere mening hadden.
  • Bij het toneel is er de tragedie, die de verhalen vertelt van grote fiasco’s zonder te spotten of te veroordelen, en zorgt dat we sympathie krijgen voor moordenaars als Othello. En natuurlijk de komedie, met grappen en karikaturen van misstanden en ‘klachten’. We lachen om de raakheid van de klacht, bijvoorbeeld machtsmisbruik. De komedie is het effectiefst bij kritiek op mensen in hoge posities. De komieken plagen ons, gewonere mensen, óók met onze status-angst maar tegelijkertijd impliceren ze dat we best voldoen en dat we veel geestverwanten hebben, die óók slapeloze nachten hebben. Gedeelde smart …

3.Politiek.

De vereisten voor een hoge positie zijn afhankelijk van de tijd en de soort samenleving. Wie hadden wanneer de hoogste status?

  • In 400 BC in Sparta waren het de krijgers: agressieve vechtersbazen met een flinke moordlust en seksuele driften, en weinig belangstelling voor het gezinsleven, handel en weelde.
  • In 500 AD in Europa waren het de heiligen, met een afkeer van doden en materieel bezit, en daarbij zeer zedelijk.
  • In 1000 in Europa waren het de Kruisridders, die hielden van weelde, doden (van moslims en dieren), seks en paarden. Ze waren niet geïnteresseerd in handel.
  •  In 1800 in Engeland ging het om … dansen, een verzorgd uiterlijk, elegantie. De ‘gentlemen’ waren rijk, hadden een gezin en maîtresse.
  • En in Brazilië van 1600 tot 1960 ging het om jaguars doden.

Het gaat uiteindelijk om de belangrijkste dienst die ze de samenleving te bieden hebben: veiligheid (krijgers en kruisridders), voedsel (jagers), handel (de ondernemers van nu). Of door karaktertrekken of vaardigheden (heiligen en de voetballers van nu).

Statusidealen zijn dus veranderlijk, hoe mooi is dat! Het veranderproces noemen we politiek. Verschillende groepen gebruiken politiek om hun eigen groep hoger op de statusladder te krijgen. En inmiddels is er weer wat veranderd: in 2002 in de grote wereldsteden draait het om geld en het bedrijfsleven.

In de 19de eeuw kwam er een andere blik op ‘spullen’: spullen die voorzien in het levensonderhoud maar ook spullen waar men ‘met goed fatsoen’ niet buiten kan, zoals een linnen hemd. Het draait nu om fatsoensnormen. Armoede is nu onfatsoenlijk! Want iedereen kan zich een linnen hemd veroorloven, behalve de dronkaards, de dieven, en anderen die geen baantje kunnen krijgen. (Naast geld = deugdzaam, denken we inmiddels ook dat geld = gelukkig. Nog zo’n misvatting).

Gelukkig is er dus de mogelijkheid tot verandering; de inferioriteit van vrouwen en andere rassen werd ooit gezien als natuurwet, maar inmiddels zijn we wijzer. Het huidige statusideaal is óók niet ‘natuurlijk’ of ‘door God beschikt’.

4.Christendom.

De dood is een game changer. Als je bijna dood bent, twijfel je aan de zin van je rijkdom of je roem. Je aandacht verschuift van wereldse zaken naar spirituele zaken. Als je bijna dood bent kan je niet meer de dingen doen waarom de samenleving je respecteert. Je krijgt daarom ook minder aandacht en respect. Wie zal je nog komen opzoeken in het ziekenhuis, wie heeft medelijden met je? Het was ‘voorwaardelijk liefde’. Zou je dan niet veel eerder je aandacht moeten richten op de relaties die het verlies van je status wél overleven?

Als je eens stilstaat bij de dood van anderen, met name van degenen op wie je jaloers bent door hun status, word je doordrongen van je eigen sterfelijkheid én raak je van je statusangst af. Want iedereen verlies zijn status, vroeg of laat. Ook het kijken naar ruïnes heeft dat effect, want alles dat ooit machtig was, is jaren later ingestort. Zelfs de machtigste namen zijn tot vergetelheid gedoemd, hoe vaak vinden we geen graven gevuld met rijdommen, en anonieme botten? Je gaat je vanzelf nietig voelen, en ook uitgestrekte landschappen geven dat gevoel van nietigheid.

In plaats daarvan komt het ontzag voor ‘een kracht die we geroepen zouden kunnen zijn oneindigheid of eeuwigheid te noemen, of, wat eenvoudiger is, God’. Wat een mooie zin! Het Christendom promoot gemeenschapszin en de overeenkomsten tussen mensen (‘we zijn allen schepselen van God’), door kerkdiensten en het zingen van kerkliederen. Daarnaast was Jezus timmerman én de heiligste aller mensen. Tegelijkertijd. Er zijn dus twee soorten status: aardse en spirituele, en die laatste bepaalt of je in de hemel of de hel terechtkomt. Spiritueel succes is beter dan materieel succes, en dit is zichtbaar in de christelijke kunst, waarin de christelijke waarden worden opgehemeld. In de kathedralen die boven alle paleizen en fabrieken uittorenden, waren alle rangen en standen welkom.

5.Bohème

Bohème ontstond rond 1800, met ‘gewone’ mensen die veel lazen, veel om kunst en weinig om materieel bezit gaven, en een ‘onconventioneel seksleven’ leidden. Zeg maar de hippies van die tijd, vrijgevochten, onfatsoenlijk, zich afzettend tegen de bourgeoisie.

Natuurlijk hadden ze een andere mening over status: kunst, en niet geld, is onderscheidend. Ze gaven hun vaste baan op om zich aan de kunst of aan familie te wijden. Ze zien er op schilderijen dan ook uitgemergeld uit! Ze vonden zelf niet dat ze in armoede leefden, maar ‘eenvoudig’. Geld tast de ontvankelijkheid van de ziel aan, rijken ‘zien de wereld niet’. Ze waren bepaald non-conformistisch! Sterker nog, de dadaïsten en surrealisten wilden alleen maar choqueren.

Er waren veel excessen, maar de verdienste van de bohemiens is wel dat ze vraagtekens zetten bij kleinburgerlijke idealen, waaronder orde, regels en bureaucratie. Er zaten veel beroemdheden tussen de bohemiens: dichters, schrijvers, die deze levenswijze aanvaardbaar maakten. En die beroemdheden hebben ons doen beseffen dat er alternatieven zijn voor het heersende statussysteem. Ook de dichter, reiziger en essayist kan een hoge status verdienen.

Ter afsluiting zegt Alain dat status wordt verleend door publiek en we kunnen ons eigen publiek kiezen. De vijf oplossingen hebben laten zien dat we nieuwe statushiërarchieën kunnen scheppen. Er zijn andere manieren dan de huidige, om in het leven te slagen.

Mijn evaluatie van Statusangst

Terwijl ik dit schrijf gaat de discussie over Musk, Bezos en Zuckerberg, met hun geld en hun macht. Mensen als zij hebben status in de ogen van velen, zijn geslaagd in het leven. En in de ogen van velen zijn ze het kwaad, dragen ze niets wezenlijks bij aan de maatschappij, met het uitbuiten van hun werknemers en het vervuilen van de planeet. Materieel, maar geen moreel succes dus. Ik vond het erg interessant om over de verschillende vormen van status te lezen, en hoe die in de loop van de geschiedenis zijn veranderd. Zo langzamerhand zien we de opkomst van nieuwe helden: wetenschappers en politici die staan voor duurzaamheid en solidariteit. Dat verandering eerder heeft plaatsgevonden geeft hoop op nieuwe veranderingen. Hoe relevant en tijdloos is dit onderwerp!

Daarnaast heeft het me persoonlijk veel nieuwe inzichten gegeven. Ik heb ‘last’ van ‘statusrouw’, een term die ik zojuist verzon, en die het gevoel van verlies weergeeft dat ik heb na het afscheid van mijn hoge positie, met bijbehorend topsalaris en dure auto, en daarna mijn afscheid van het werkend leven, met het bijbehorend gevoel van betekenis. Hoe bijzonder dat eigenwaarde toch deels blijkt af te hangen van deze zaken die me in de ogen van anderen ‘belangrijk en interessant’ maken. Alain’s verhandeling heeft me geholpen de zaken in perspectief te zien, met name de oplossingen Filosofie en Bohème. Kies je eigen publiek, de mensen wiens mening je belangrijk vindt en bepaal zelf wie jouw helden zijn! Ik ga voor Greta Thünberg en Michelle van Tongerloo.

De onderbouwing is geweldig! Een ongelofelijke hoeveelheid werk van filosofen en kunstenaars wordt opgevoerd om de stellingen van Alain te onderbouwen. Veel klassiekers uiteraard, voornamelijk uit de 18de en 19de eeuw. Maar ook een boek als …The Wealth of Nations, wat een filosofisch boek was, en verplichte kost voor economen.

Uitvoering

De stijl is prachtig, ik houd van de mooie volzinnen, die af en toe wat ouderwets aandoen, maar heel beeldend zijn, en soms humoristisch en zelfs cynisch. Je ziet de krijgers uit het oude Sparta voor je, en de armen die zich geen linnen hemd kunnen veroorloven en dus ‘onfatsoenlijk’ zijn. De vele illustraties, vaak afbeeldingen van schilderijen, maar ook cartoons en reclames, zelfs een simpele foto van een tram in Zwitserland of een supermarkt, helpen hierbij.

Ik ben blauw en dus gevoelig voor een duidelijke structuur. Dat biedt Alain ook, met zijn 5 oorzaken en 5 oplossingen, en de subhoofdstukken in sommige grotere hoofdstukken. De rode draad is duidelijk, en zijn boodschap ook. Dat is best knap, want het boek heeft geen voorwoord, leeswijzer, nawoord of samenvatting.

Tenslotte geef ik het boek credits voor FOMO: er wordt zoveel naar verwezen in managementboeken (waaronder Het happy 2050 scenario, wat ik hiervoor las) dat je echt wat mist als je het niet gelezen hebt. Daarbij is dat lezen bepaald geen opgave, je wordt er bepaald vrolijk van. Niks geen statusrouw meer, of statusangst. Proberen te deugen is goed genoeg.

Conclusie

Inhoud: Leerzaam +, Onderbouwd +, Relevant +, Tijdloos +.

Vorm: Aansprekend+, Verzorgd +, Illustraties +, Structuur +, Schrijfstijl +

FOMO +. 

Ik gaf het boek 5*

Ken je dit boek? Wat vond je ervan? 

Lees Statusangst duurzaam …

  • via de (online) bibliotheek; 
  • digitaal en gratis via Kobo Plus;
  • of uit een minibieb! (Daar gaat mijn exemplaar nu heen…)

Koop Statusangst duurzaam … 

  • bij de kringloop;
  • bij een tweedehandsboekenwinkel zoals Boekwinkeltjes (dat deed ik ook!);
  • bij je lokale boekwinkel, eventueel via Libris (affiliate link);
  • of via B-Corp Bol (affiliate link).

Keus genoeg!

Elly Stroo Cloeck schrijft recensies en samenvattingen van managementboeken.

Abonneer je hier op de kwartalige nieuwsbrief of op de wekelijkse blog-updates!

Dit bericht werd geplaatst in filosofie, Uncategorized en getagd met , , , . Maak de permalink favoriet.

3 Responses to Recensie: Statusangst – genieten!

  1. Pingback: Recensie Het happy 2050 scenario – Wow! | ESCIA – 1001boeken

  2. Pingback: Topboeken: de beste boeken van Q1 2025 | ESCIA – 1001boeken

  3. Pingback: Recensie: De Bermuda-driehoek van talent | ESCIA – 1001boeken

Plaats een reactie